Jiu jitsu

De achtergronden en de geschiedenis van het Jiu-Jitsu

  • Algemeen
  • Ontwikkeling van het Jiu-Jitsu
  • Traditionele Jiu-Jitsu scholen
  • Takenouchi-Ryu
  • Sochuishitsu-Ryu
  • Kito-Ryu
  • Sekiguchi-Ryu
  • Yoshiu-Ryu
  • Daito-Ryu
  • Het Jiu-Jitsu na de Togukawa-periode
  • Moderne afleidingen van het Jiu-Jitsu
  • Judo
  • Aikido
  • wat is er geworden van de traditionele Jiu-Jitsu-vormen……
  • De ontwikkeling van het Jiu-Jitsu buiten Japan
  • Het Jiu-Jitsu in Nederland,
    de ontwikkeling van het Nakomi Jiu-Jitsu naar het huidige Jiu-Jitsu
  • Het Duitse Ju-Jutsu
  • Het Braziliaanse Jiu-Jitsu
  • De organisaties
  • De Judo Bond Nederland
  • De Europese Jiu-Jitsu Federatie
  • De wereld Jiu-Jitsu Federatie

Algemeen

Jiu-Jitsu is de kunst van ongewapende zelfverdediging zoals dit tot ontwikkeling kwam in Japan. Jiu-Jitsu bestaat uit een combinatie van weringen en bevrijdingstechnieken gecombineerd met schoppen, slagen, stoten, werptechnieken en controletechnieken, toegepast vanuit een bepaalde bewegingsvisie tegen allerlei gewapende en ongewapende aanvallen.

Behoefte aan zelfverdediging komt overal voor waar mensen in conflicten met elkaar zich weerbaar op willen stellen en in geval dat een confrontatie fysiek wordt te beschikken over vaardigheden waarmee de agressie afgewend kan worden. Deze behoefte is groter naarmate de kans op een fysieke confrontatie groter en levensbedreigender is.

De Japanners komt de eer toe, deze vaardigheden te hebben bestudeerd en gesystematiseerd, ze te hebben aangepast aan de praktijk en vervolgens wereldwijd te hebben verspreid. Op de ontwikkeling van deze technieken hebben de Japanners achter niet het alleenrecht. Ook bij andere volkeren zijn allerlei vechttechnieken tot ontwikkeling gekomen, die allemaal overeenkomsten met elkaar vertonen omdat ze allemaal gebaseerd zijn op de mogelijkheden en onmogelijkheden van het menselijk lichaam om in te zetten als wapen. Vaak hebben deze vormen zich ontwikkeld tot competitie vormen zoals het Bretons worstelen of het op IJsland beoefende Glima.

Jiu-Jitsu is een verzamelnaam voor de verschillende vormen van ongewapend vechten zoals die zijn ontwikkeld in het oude Japan. De aanduiding Jiu-Jitsu is pas ontstaan nadat de verschillende vormen waar de naam het betrekking op heeft, al lang waren ontwikkeld. Deze vormen bekend onder verschillende andere namen zoals: Kumi-Uchi, Yaware, Wajutsu, Kempo. Jiu-Jitsu betekend soepele kunst, de kunst van het overwinnen door flexibel in de aanpak te zijn. Het flexibel zijn wordt wel eens verward met het consequent meegeven met de kracht van de tegenstander en op deze wijze de overwinning te behalen. Dit is echter geen praktische interpretatie en leidt tot een naïeve manier van verdedigen. Jiu-Jitsu moet op een zodanige manier worden beoefend dat het voldoet aan de doelstelling: doelmatige zelfverdediging in allerlei situaties.

Het Jiu-Jitsu kent een breed scala aan vaardigheden. Het bevat technieken om te bevrijden en te weren, in de tegenaanval kan gebruik worden gemaakt van schoppen, slaan, stoten, werpen, wurgen en klemmen. Tegenstander kunnen naar keuze worden gecontroleerd of uitgeschakeld. Hoewel Jiu-Jitsu het ongewapend gevecht benadrukt, kent het ook vaardigheden in het gebruik van kleine wapens zoals messen en gelegenheidswapens als een stok.

Het Jiu-Jitsu vormde een aanvulling op de vaardigheden met wapens als het zwaard, pijl en boog en lans zoals de Japanse krijgsman (Samoerai) deze beheerste. Het Jiu-Jitsu diende er met name voor mogelijkheden te bieden voor de krijgsman als hij niet meer de beschikking had over deze wapens. Jiu-Jitsu was een secundair systeem van de Japanse krijgskaste, de Bushi. Het Jiu-Jitsu is dan ook altijd onlosmakelijk verbonden geweest met deze andere vaardigheden en maakte een essentieel onderdeel uit van de totale krijgskunst van de Bushi.

Jiu-Jitsu is in zijn wezen geen wedstrijdsport en kan dit ook niet zijn omdat het houden van wedstrijden in deze moderne tijd betekend dat veiligheid en gezondheid van de deelnemers gewaarborgd moet zijn. Dit houdt in dat de technieken ontdaan moeten zijn van hun gevaarlijke kanten. Uit het Jiu-Jitsu zijn een tweetal moderne derivaten ontstaan waarbij het zichzelf handhaven in een gewelddadige fysieke confrontatie niet meer het primaire doel is. Het zijn het Judo en het Aikido. Ook de wapensystemen van het Bushido hebben hun hedendaagse vormen. Voorbeelden hiervan zijn: Ken-Do, Kyu-Do, Naginata-Do.
Het achtervoegsel “Do” hetgeen “de weg van” betekent. Judo is te vertalen als weg van soepelheid, Aikido als de weg van de harmonie van de geest.

Judo is ontstaan uit een aantal Jiu-Jitsu scholen aan het eind van de negentiende eeuw. Het doel van de grondlegger van het Judo, Jogoro-Kano was oorspronkelijk lichamelijke en mentale vorming. In de loop van de tijd heeft het judo zich ontwikkeld tot een spelvorm met werp- en controletechnieken waarbij competitie een centrale rol speelt. Judo is vooral voor fysieke en sociale vorming een ideale sport.

Jiu-Jitsu’s tweede moderne spruit, het Aikido is ontwikkeld door Morihei-Uyeshiba uit een aantal andere Jiu-Jitsu stijlen, daarnaast is bij de ontwikkeling ook het Chinese Wu-Shu bestudeert. Aikido is een sport nog gevechtsvorm nog een soort gymnastiek. Het heeft echter wel elementen hiervan in zich. Het kan worden gekenschetst als het streven naar harmonie tussen geest en lichaam die wordt toegepast volgens de wetten van het continu bewegen in een spel van aanval en verdediging in een natuurlijk ritme en vrij vloeien van de persoonlijke expressie.

Jiu-Jitsu zelf wordt op dit moment in vele vormen beoefend. Zelfs binnen het Jiu-Jitsu in Nederland zijn verschillende mogelijkheden. Het hangt er maar van af wat de persoonlijke doelstellingen zijn. Iemand die zich wil bekwamen in zelfverdediging kan uitstekend uit de voeten met Jiu-Jitsu. Ook degene die wedstrijden wil gaan doen heeft binnen het Jiu-Jitsu mogelijkheden. In het hedendaagse Jiu-Jitsu zijn veel elementen terug te vinden van het Judo, het Aikido en het Karate. Dit is niet verwonderlijk als we bedenken dat, met name de eerste twee Budo-vormen zijn voortgekomen uit het Jiu-Jitsu. Het Karate heeft weliswaar een andere achtergrond maar is in zijn huidige vorm ontwikkeld in Japan en wordt dan, evenals het Judo en het Aikido gezien als een moderne Budo-vorm.

Een goed uitgangspunt voor het beoefenen van Jiu-Jitsu is dit te zien als een synthese van het Judo, Karate en Aikido, samen met specifieke vormen zoals deze bewaart zijn gebleven in het traditionele Jiu-Jitsu vormen zijn deze vechtkunsten het fundament onder het moderne Jiu-Jitsu. We spreken dan ook van de zuilen van het Jiu-Jitsu. Het beoefenen van deze Budo-vormen naast het Jiu-Jitsu is dan ook niet strijdig maar diept de, voor het Jiu-Jitsu noodzakelijke vaardigheden, uit.

Ontwikkeling van het Jiu-Jitsu.

Een van de oudste bronnen voor Jiu-Jitsu technieken was het Sumo, wat vroeger onder de naam Sumai bekend stond. Het Sumai was vroeger heel iets anders als het tegenwoordige Sumo. Sumai was en worstelvorm wat vergaande effecten zou gaan hebben op alle ongewapende gevechtssystemen en nu nog heeft op de hedendaagse Budo vormen. Het Sumai moet veel overeenkomsten hebben vertoond met het Pancration wat deel uitmaakt van de Olympische spelen in Griekse oudheid en waar op leven en dood werd gestreden. In het oude Japan werden ook dergelijke gevechten gehouden in publieke krachtmetingen (Chikara-Kurabe).

Volgens de Nihon Shoki (kroniek van Japanse, opgesteld in 720 n.Chr.) werd met Sumai gestreden op het strand van Izumo voor keizer Suinin. Daar vochten de ongeslagen Tajima-No-Kehay en Nomi-No-Sukune met elkaar. In dat woeste gevecht werd Sukune overwinnaar door zijn tegenstander een ribfractuur te schoppen waardoor hij naar de grond ging en Sukune met zijn volle gewicht boven op hem sprong. Hij verbrijzelde daarbij Tajima’s heup waarop deze stierf aan zijn verwondingen.

In oude tijden was het doel van Sumai de tegenstander uit te schakelen waarbij doden toegestaan was. Het Sumai vertoonde voor wat betreft de worsteltechnieken veel overeenkomsten met Sumo, het bijzondere is echter dan Sumai ook schoppen, slaan en stoten hanteerde. Het schoppen ging met volle kracht en toont daarmee een verschil met de zweepachtige schoppen die bij het moderne karate worden gehanteerd. De tegenstander moest op de grond worden geworpen waarna men net zo lang op hem sprong of schopte tot hij zich overgaf.

Tijdens de Kamakura periode kreeg Sumo zijn volle krijgseffectiviteit onder invloed van de militaire regering (Shogun) (vanaf circa 1200 na Chr.).
Het Sumai was bedoeld om vaardigheden in het worstelen te ontwikkelen en te perfectioneren. De Bushi (krijgslieden)van die dagen stuurden het steeds meer in de richting van het gevecht op het slagveld met als gevolg dat het daarvoor aangepast werd. Het Sumai voor het slachtveld moest tegen elke vijand kunnen worden gebruikt, ongeacht hoe hij gekleed is. Ook moest een gewapende tegenstander uitgeschakeld kunnen worden.

Het gebruik van ongewapende technieken in het gevecht tegen gewapende technieken (mes, zwaard, speer) heeft ertoe geleid dat technieken een ander karakter kregen als een ongewapend gevecht van man tegen man. Bij de laatste is het gebruik van omarmingen om de nek of middel of, als er sprake is van kleding, het pakken van de kleding, om controle over het lichaam van tegenstander te krijgen een belangrijke tactiek. Bij de verdedigen tegen gewapend aanvallen zal het onder controle brengen van de ledematen of het wapen een belangrijker rol gaan spelen. Ook het dragen van harnaasen waarin wat minder makkelijk werd bewogen, leidde tot aanpassingen.

Door deze verandering van toepassing kreeg het oorspronkelijke Sumai een ander karakter. Uit het Sumai ontwikkelde zich dan ook een andere vorm, het Kumi-Uchi. Het Kumi-Uchi bestond niet alleen uit vaardigheden zonder wapens, ook het gebruik van wapens kwam aan de orde. Een scherpe scheidslijn tussen gewapend en ongewapend vechten bestond toen niet omdat de krijgsman altijd zocht naar betere middelen en vaardigheden als zijn tegenstrever wat vanzelfsprekend het gebruik van wapens in inhield. Alleen in een wereld waarin het gebruik van wapens verboden is of bij toepassing als een sportvorm met regels zullen vechttechnieken welke uitsluitend bestaan uit vechten met blote handen zich gaan profileren.

Vormen (Kata) van dit ongewapend vechten in een harnas vinden we terug in het Koshiki-No-Kata, welke door Jigoro Kano gepreserveerd is binnen het Judo.

De Kamakura periode, de Ashikaga periode en de Momoyama periode (van 1200-1600) waren de tijden van bloedige oorlogen en als gevolg daarvan de bloeitijd van de Buke, de militaire klasse. De doctrines hiervan werden in de Kamakura periode vastgeld door Minamoto-Yoritomo. Minamoto-Yoritomo was een lokale warlord die er als eerste in slaagde buiten de keizer om de eigenlijke macht in het Japanse keizerrijk te verwerven, hij was de eerste Shogun en stichtte het Kamakura-Shogunaat. Minamoto-Yoritomo kan worden beschouwd als de grondlegger van de Japanse krijgscultuur. Het was dan ook in deze tijd dat effectieve vaardigheden op het slagveld en daarbuiten voortdurend uitgetest en verbeterd werden. Uitsluitend ongewapende gevechtsteilen zijn uit deze periode niet bekend omdat het ongewapend gevecht geïntegreerd was met het gewapende gevecht. Pas later zijn de separate scholen voor ongewapend vechten ontstaan. Een voorbeeld van een dergelijke totaalvechtkunst vinden we nu nog terug in de Tenshin-Shoden-Katori-Shinto-Ryu, ontstaan circa 1400 en nu nog bestaand.

Aanvankelijk maakte het Jiu-Jitsu deel uit van de grote krijgsscholen waarin het vechten met zwaard, pijl en boog en speer werd onderwezen en was daardoor onlosmakelijk verbonden met het gebruik van wapens. Binnen deze scholen was het Jiu-Jitsu bekend onder allerlei namen zoals Ko-Gusoku, Torite, Wa-Jitsu, Yaware.

In de Momoyama periode (1568-1600) en aan het begin van de Togukawa periode (1600-1867) zijn de verschillende scholen ontstaan welke als specialisatie het ongewapende vechten hadden. De geschiedenis van deze scholen is veelal goed gedocumenteerd en daardoor nu bekend. Waarvan echter weinig betrouwbare informatie bekend is, is het eigenlijke bewegingskarakter en gevechtswaarde van deze Jiu-Jitsu scholen en van de Jiu-Jitsu beoefenaren in die tijd; hetgeen overigens van alle oude vechtkunsten in het verleden kan worden gezegd…
Immers, zolang gevechtstechnieken daadwerkelijk getoetst worden in gevechten op leven en dood, op slagvelden of eenzame landwegen, kunnen we ervan uitgaan dat de technieken effectief waren. Als deze toetsing achterwege blijft in geciviliseerde samenlevingen, zullen technieken de neiging hebben om te degenereren en te ontaarden in een vormenspel.

In de Togukawa periode ontwikkelden zich ook Jiu-Jitsu technieken waarbij het doel niet het definitief uitschakelen van een tegenstander was. De technieken gingen zich meer richten op het onder controle houden van de tegenstander. Ook gingen de scholen oefenvormen ontwikken waarbij in wezen gevaarlijke technieken op een veilige manier konden worde beoefend. De toetsing in gevechten op leven en dood werden vervangen door oefenduels. Aan het eind van de Togukawa-periode verschenen ook scholen welke niet meer op militaire leest waren geschoeid.

Traditionele Jiu-Jitsu scholen

Takenouchi-Ryu.

Sommige geschiedschrijvers beschouwen de Takenouchi Ryu, als de kern Jiu-Jitsu Ryu. De Takenouchi-Ryu werd gesticht aan het eind van de Momoyama periode (tweede helft van de 16 de eeuw) door een Bushi van een hoge rang, Hisamori, later bekend als Takenouchi-Toichiro. Hij maakte gebruik van vrij veel Sumo elementen bij zijn stijl, op deze wijze is het Sumo (Sumai) ook hier weer de basis voor een nieuwe gevechtskunst.

Van Takenouchi word gezegd dat hij een groot aantal gewapende en ongewapende Bu-Jitsu technieken in een systeem heeft vervat zowel in, als na een periode van intensieve studie in de wildernis, waar hij oefende met een houten zwaard (Bokken) en stok (Jo) op bewegende doelen. Hij benadrukte daarbij vooral de controletechnieken (Osae-Waza) welke hij organiseerde in vijf groepen (Kokyo) op grond van bewegingsovereenkomst zoals we dit nu ook nog wel zien bij moderne afleidingen van het antiekeBu-Jitsu. Takenouchi onderwees deze en andere “close combat” vaardigheden naast vaardigheden met korte scherpe wapens (Tanto). Een aantal geschiedschrijvers plaatsen de Takenouchi-Ryu dan ook eerder onder Ko-Gusoku als onder het pure Jiu-Jitsu. Ko-Gusoke is een aanduiding voor vechtstijlen welke zowel ongewapend vechten als het gebruik van kleine steekwapens onderwezen. De Takenouchi school bestaat op dit moment nog steeds in Japan.

Soshuishitsu-Ryu.

Een afleiding van de Takanouchi Ryu is de Soshushitsu Ryu, gesticht door Fugato-Hannosuke in 1650. deze Bushi ontwikkelde zijn eigen gevechtsmethode van uit die welke hij had geleerd en na een periode van zuivering in het Yoshino gebergte noemde hij zijn methode “de zuivere stromende wateren” van de rivier de Yoshino. Deze school heeft een aantal eeuwen bestaan en is uiteindelijk overgegaan in het Kano-Jiu-Jitsu, ofwel het Judo.

Kito-Ryu.

De Kito-Ryu neemt een bijzondere plaats in, in de leer van het ongewapende Bu-Jitsu vanwege het duidelijke esoterische element in zijn methodes. De Kito-Ryu maakte veel gebruik van formele oefeningen, Kata. Volgens de overleveringen verscheen in de zeventiende eeuw een voormalige Chinese hofdignitaris in Japan (in Japan bekend onder de naam Genpin) . Hij introduceerde een vechtkunst, gebaseerd op de innerlijke (zachte) Chinese vechtkunsten. Deze kunst onderwees hij aan drie geselecteerde krijgslieden zonder meester (Ronin). De namen van deze drie krijgslieden zijn bewaart gebleven: Fukuno Hichiroemon, Isogai Jirozaemon en Miura Yojiein. Deze drie mannen continueerden hun studie van de Genpin methode in het Kokusei klooster in Azabu. Zij stichten een eigen school, de Kito-Ryu.

Een ander verhaal ver het ontstaan van de Kito-Ryu geeft aan dat de stichter van deze school een zekere Takeda moet zijn geweest, een samoerai in dienst van Kyogoku, een Daimyo welke in nauw contact stond met de Togukawa familie. Zijn methode zou overgeërfd worden door twee andere groep Jiu-Jitsu experts, Yoshimura en Takenaka.

De technieken van deze school werden gewoonlijk in volle wapenrusting of in kleding wat sterk doet denken aan wapenrusting, uitgevoerd. De technieken waren in de regel gericht op het naar de grond brengen van de tegenstander. De technieken leven voort in het Koshiki-No-Kata wat als formele vorm door de Kodokan is opgenomen. De technieken worden gekenmerkt door de soepele (Ju), vloeiende wijze waarop methodes, bewegingen en acties met die van de tegenstander harmoniëren. Deze technieken zijn zeer verfijnd en moeilijk te doorgronden. Zowel Kano als Uyeshiba hebben deze technieken uitgebreid bestudeerd voordat ze belangrijke hoofdkenmerken van deze interessante kunst in hun eigen methoden integreerden.

Sekiguchi-Ryu.

De wortels van krachtige Sekuguchi-Ryu gaan ook terug naar de zeventiende eeuw en de strenge Sekiguchi-Jushi die de leermeester was van krijgslieden waarvan werd gezegd dat hij uitblonk op deugden eerlijkheid en onpartijdigheid. Waarden die, naar men zegt doorgegeven zijn aan zijn zonen. Uit woorden van zijn oudste zoon, gericht aan een machtige Daimyo in Edo, blijkt de geringschatting van die meesters van Bu-Jitsu die zand in de ogen strooien van mensen door trucks te laten zien om op die wijze hun school in het middelpunt te plaatsen. Op deze wijze het Bu-Jitsu vernederen en schande brengen over de echte meesters. Jaloezie of frustratie over het feit dat blijkbaar ook toen ook al meer resultaat werd bereikt met goed praten als hard werken?

Yoshin-Ryu.

Een arts uit Nagasaki genaamd Akijama Shirobei Yoshitoki had tijdens zijn verblijf in China, les gekregen in het vechten-met-de-blote-hand van meester Haku-Tei (of Pao-Chuan). Bij zijn terugkeer in Japan ondervond hij tijdens het oefengevecht dat een grotere lichaamsbeheersing nodig was. Op een winterdag toen hij mediteerde in de tempel, zag hij in de tuin een kerselaar en een wilg staan; beide bomen zwaar beladen met sneeuw. Waar de sterke takken van de kerselaar afbraken onder het gewricht, gaven deze van de wilg eenvoudig mee om daarna terug te zwiepen. Geïnspireerd door dit feit vatte Akijama de idee op hoe een zwakke een sterkere kan overwinnen door ‘mee te geven’.
Nadien heeft hij zich gedurende 100 dagen in de Tennago tempel te Tsukshi teruggetrokken. Gedurende deze meditatieperiode heeft hij, naar overlevering 103 grepen en 28 worpen vastgesteld. Akijama Shirobei Yoshitoki stichte daarop een school met de naam : Yoshin-Ryu, wat “school met pit van een wilg betekent”.

Daito-Ryu.

De Daito-Ryu gaat volgens overlevering terug tot de Kamakura periode, naar verluid zou de school zelfs gesticht zijn door Minamoto-Yoshitsune, de halfbroer van Minamoto-Yoritomo. Minamoto-Yoshitsune was een groot veldheer en wordt nu nog in Japan vereerd. De vaardigheden zouden binnen de strijders van Minamoto-familie steeds doorgegeven zijn tot ze overgeërfd werden door de Takeda familie. De uiteindelijke erflater van de Daito-Ryu was Morihei-Uyeshiba, die de stijl uiteindelijk transformeerde in het Aikido.

Het Jiu-Jitsu na de Togukawa-periode.

Nadat Japan een periode van meer dan 300 jaar afgesloten was geweest van de rest van de wereld, werden, onder zowel internationale druk van buiten als druk van binnen uit, in 1867 de grenzen opengesteld voor buitenlandse invloeden. Het Shogunaat verdwijnt en daarmee ook de macht van de Togukawa familie. De keizerlijke macht wordt weer in er hersteld en de maatschappij wordt naar westers voorbeeld hervormd. Hiermee vervalt de unieke positie van de krijgsadel, de Bushi, die eeuwenlang Japan heeft gedomineerd. Het symbool hiervan, het dragen van twee zwaarden wordt verboden. Het herstellen van de keizerlijke macht als staatshoofd van Japan noemen de Meiji- restauratie. Meiji was de eerste keizer in deze nieuwe tijd, het Meiji tijdperk.

Met het verdwijnen van de krijgskaste in Japan verdween ook het militaire karakter van de verschillende vechtkunsten. Binnen de Japanse maatschappij woei een geheel nieuwe wind. Het strakke kastensysteem wat tijdens het Togukawa Shogunaat had geheerst, verdween. Ook de interesse voor vormen van gewapend en ongewapend vechten verdween. Japan beschikte binnen korte tijd over een modern leger, wat voorzien was van moderne bewapening. Het zwaard, eens het symbool van de Japanse krijgskunst, werd slechts gedragen werd door officieren en had nog slechts een symbolische functie.

Ook met de ongewapende krijgskunsten ging het aanvankelijk bergafwaarts. Er ontstonden inferieure scholen, waar gevechtstechnieken gedemonstreerd werden waarvan de waarde dubieus te noemen is. Vaak was niet de effectiviteit van de techniek belangrijk maar de grote van het bijbehorende spektakel. Het Jiu-Jitsu werd beoefend door “grootmeesters” die leerlingen demonstratiewedstrijden lieten houden, waarbij weddenschappen werden afgesloten.

Het Jiu-Jitsu verloor zijn bijzondere karakter en vele Jiu-Jitsu scholen sloten hun poorten wegens te weinig animo. Er ontstond een soort Jiu-Jitsu wat alleen nog bestond uit vormen van verdediging tegen allerlei aanvalshandelingen, toegepast als een soort trukendoos waarin voor elke aanval wel een truk was.

Een aantal zaken hebben echter toch geleid tot een overerving van de vaardigheden van de ongewapende vechtkunts van de Samoerai in de moderne maatschappij, weliswaar niet meer als aanvullende krijgskunst op de gewapende gevechtstechnieken maar als zelfstandige activiteiten, beoefend vanuit verschillende doelstellingen.

Van de kant van de ordebewakingsdiensten zoals de politie heeft er door de eeuwen heen een grote belangstelling bestaan voor vaardigheden met betrekking tot het onder controle brengen en onder controle houden van personen. Een groot deel van de ontwikkeling van deze technieken is ook toe te schrijven aan dit soort organisaties. Vanuit deze groep is, weliswaar aangepast aan het specifieke gebruiksdoel, veel van het Jiu-Jitsu bewaart gebleven.

Het was merkwaardigerwijs een Europeaan, en wel de Duitse professor Erwin Baelz (een docent aan de universiteit van Tokio), die de Japanners in zijn omgeving wees op de unieke karakter van het Jiu-Jitsu en de mogelijkheden dit als een boeiende sport te beoefenen. Hijzelf volgde les bij één der oudste meesters van die tijd nl.: Totsuka.

Een van de leerlingen van Erwin Baelz, op de universiteit was Jigoro-Kano, de grondlegger van het moderne Judo. Kano werd een enthousiast beoefenaar van het Jiu-Jitsu en hij bestudeerde de technieken van verschillende Jiu-Jitsu scholen.. Als belangrijkste scholen welke aan de basis hebben gestaan van het Judo kunnen worden genoemd de Tenshin-Shinyo-Ryu en de Kito-Ryu. Hij stelde uit het curriculum van de verschillende Jiu-Jitsu scholen zijn eigen Jiu-Jitsu stijl samen. Hij noemde dit aanvankelijk het Kano-Jiu-Jitsu, later gebruikte hij de naam Judo. Een van de redenen hiervoor was dat aanduiding Jiu-Jitsu meer stond voor een vechtkunst welke gericht was op harde, op zelfverdediging gerichte gevechtshandelingen, hetgeen niet aansloot bij de visie van Kano.

Moderne afleidingen van het Jiu-Jitsu

Judo

Het Judo kan worden gekarakteriseerd als vechtsport welke bestaat uit vormen van het contactgevecht (beide deelnemers pakken elkaar vast), waarbij het doel is de trainingspartner naar de grond te brengen (werpen) en op de grond onder controle te houden. Hierbij wordt bij het elkaar vastpakken gebruik gemaakt van de kleding. Door regelgeving is het gevecht van zijn gevaarlijke handelingen ontdaan. Het is een vorm waarbij op een speelse en veilige manier gestoeid kan worden. Met invoering van een puntensysteem is het Judo uitstekend geschikt voor beoefening in competitieverband. Kano heeft met name die technieken uit de oude Jiu-Jitsu scholen geïntegreerd en aangepast die op dit onderdeel van het gevecht betrekking hebben. Oorspronkelijk heeft het gebruik van slagen, stoten en schoppen ook nog deel uitgemaakt van het Judo. Deze zijn echter nu uit het programma verwenen.

De begrippen Ju en Jiu zijn identiek, ze betekenen soepel, flexibel. Jitsu betekent “kunst”, de aanduiding, Do staat voor “weg”. Het ultieme doel van het Judo is het perfectioneren van jezelf door het volgen van de weg van Ju. De gedachte hierbij was dat het voortdurend oefenen van vaardigheden door moeizame en langdurige training leidt tot het perfectioneren van jezelf. Dit perfectioneren had niet als primair doel, vaardig te worden in het winnen van een gevecht, maar het fysiek en mentaal verbeteren van jezelf.

De doelstellingen van Jigoro Kano komen tot uitdrukking in een tweetal door hem geformuleerde principes, het eerste is een technisch principe, het tweede een moreel principe:
*Seiryoku-Zen’yo = maximale doeltreffendheid met een minimum aan inspanning.
*Jita-Kyoei = gemeenschappelijk welzijn.

In het eerste principe komt het principe van Ju in naar voren. Trek als je wordt geduwd, duw als je wordt getrokken, maak gebruik van de kracht van de tegenstander.

De ontwikkelingen in het Judo hebben niet stilgestaan. Inmiddels is Judo uitgegroeid tot de grootste Oosterse vechtsport in de wereld en is al sinds 1964 een Olympische wedstrijdsport. Judo wordt in nagenoeg alle landen op de wereld beoefend.

De principes, zoals geformuleerd door Jigoro-Kano zijn inmiddels wat naar de achtergrond geraakt. Het winnen van de wedstrijd is het belangrijkste doel geworden. Het Judo is echter nog steeds een bij uitstek fysiek en mentaal vormende sport, dit komt door:

  • de afwezigheid van gevaarlijke technieken,
  • het appelleren aan de natuurlijke stoeidrift,
  • het leren omgaan met winnen en verliezen en
  • het leren respecteren van het welzijn van de ander.

Vooral voor de jeugd waarbij, voortbouwend op de natuurlijke stoeibehoefte van kinderen, naast fysieke vaardigheden ook sociale competenties zich ontwikkelen. Dit is weer volledig in overeenstemming met het Judo zoals Kano dit had bedoelt.

Traditionele vormen van het Jiu-Jitsu zijn binnen het Judo blijven bestaan in de vorm van traditionele Kata (vaste vormen). Deze vormen worden echter alleen nog beoefend door hooggegradueerde Judo-beoefenaren en staan in het algemeen wat minder in de belangstelling van de wedstrijdgerichte Judoka.

Aikido.

Een andere moderne loot aan de Jiu-Jitsu stam is het Aikido. De stichter van het moderne Aikido is Uyeshiba-Morihei. Hij heeft niet alleen veel Jiu-Jitsu scholen met als specialiteit ongewapend vechten bestudeert maar ook hetKen-Jitsu (zwaard) en So-Jitsu (speer). Vooral op wat latere leeftijd kwam hij tot het inzicht dat winnen en verliezen niet belangrijk zijn. Winnen is slechts relatief, als een mens steeds blijft vechten om te winnen wordt hij uiteindelijk toch verslagen. Uyeshiba begreep dat het echte gevecht in het leven is het overwinnen van beperkingen door kleinzieligheid, ambities en zelfzuchtigheid. Met deze inzichten, gecombineerd met de door hem verworven fysieke vaardigheden creerde hij een unieke vechtkunst, waarbij het doel was, in harmonie te komen met anderen, een gentegreerd en uitgebalanceerd mens te worden.

Het Aikido wordt gekenmerkt door een heel specifiek gebruik van kracht. De technieken van Aikido zijn geen conflict van tegengestelde krachten of krachtmeting. Aikido verlengd de rechtlijnige aanvalsbeweging in cirkelvormige bewegingen waarbij gebruik wordt gemaakt van de dynamiek van de aanval. Door het verlengen van de aanval en de optredende centrifugaal krachten wordt de tegenstander uit balans gehaald. Het Aikido kent technieken om de tegenstander naar de grond te brengen en technieken om te controleren. Het Aikido is een spel van aanval en verdediging, waarbij ook wapens (zwaard en stok) worden gebruikt. Gebruik van Atemi is nog slechts symbolisch.

Zowel het Aikido als het Judo zijn levende vechtkunsten, enerzijds gebaseerd op oeroude vechttechnieken , anderzijds nog steeds in ontwikkeling en onderhevig aan nieuwe inzichten. Binnen het Aikido en het Judo zijn met name werptechnieken (Nage-Waza), controletechnieken (Osae-Waza), verwurgingtechnieken (Jime-Waza) en klemtechnieken op gewrichten (Kansetsu-Waza) geperfectioneerd. Daarnaast hebben ze weliswaar beiden hun eigen inzichten met betrekking tot bewegingsprincipes maar zijn ze toch gebaseerd het principe van Ju, een soepele en flexibele opstelling in het gevecht, beide op hun eigen wijze.

Het gebruik van slagen, stoten en schoppen is bij de beide moderne Jiu-Jitsu vormen een ondergeschoven kindje geworden. Het moderne Karate biedt hier veel meer kwaliteit.

Wat is er geworden van de traditionele Jiu-Jitsu vormen…


Veel van wat er was, is overgegaan en verder ontwikkeld in Judo en het Aikido. In Japan bestaan nog een aantal traditionele Jiu-Jitsu scholen. Hun aantal is klein evenals het aantal beoefenaren. We vatten deze oude stijlen over het algemeen samen onder de naam Ko-Ryu-Jiu-Jitsu.
Deze Jiu-Jitsu stijlen bevatten verdedigingsvormen, veelal tegen aanvalsvormen met traditionele wapens, bestaand uit vaste aanvals- en verdedigingspatronen (Kata). Deze stijlvormen worden beoefend in de traditionele kleding, de Hakama. Als praktische gevechtsvorm in de huidige maatschappij hebben deze stijlen weinig te bieden, uit een historisch oogpunt zijn ze echter zeker het bestuderen waard.
Eens per jaar komen alle traditionele scholen van Japan bij elkaar om hun technieken te demonstreren (Kobudo-Shinko-Kai). Bijna alle Bu-Jitsu scholen zijn hier vertegenwoordigd. Hierbij worden dan ook traditionele Jiu-Jitsu technieken gedemonstreerd. Dit evenement is een eerbetoon aan de klassieke feodale krijgskunsten die in Japan als cultureel erfgoed in ere worden gehouden.

De ontwikkeling van het Jiu-Jitsu buiten Japan.

Nadat de feodale staatsstructuur van het Togukawa Shogunaat was verdwenen kwam Japan weer in contact met de rest van de wereld. Zeelieden uit allerlei Westerse naties deden de havens van Japan aan en ontdekten daar een unieke smeltkroes van allerlei vechtvormen. Via deze weg vonden deze vechtvormen in fragmentarische vorm hun weg naar de westerse wereld. Aanvankelijk waren het technieken uit het toenmalige Kano-Jiu-Jitsu. Uit dit fragmentarisch materiaal werden in verschillende landen eclectische systemen samengesteld onder de naam Jiu-Jitsu. Deze technieken werden daarbij vermengd met de toenmalige westerse vechtsporten, het boksen en het worstelen. Op deze wijze ontstonden vormen welke we samen kunnen vatten onder de noemer Gajin-Jiu-Jitsu, ofwel vreemdelingen Jiu-Jitsu.

De ontwikkeling van het huidige Jiu-Jitsu gaat dan ook verder buiten Japan. We beperken ons hierbij tot de ontwikkelingen in Europa in het algemeen en Nederland in het bijzonder.

De eerste Jiu-Jitsu handelingen werden in Europa geïntroduceerd door o.a.. zeelieden. Naast zeelieden waren er uiteraard ook andere bronnen zoals westerlingen die een tijdlang in Japan verbleven en daarna terugkeerde naar het westen.

Omgekeerd waren er ook Japanse Jiu-Jitsu-leraren die als ambassadeur van hun vechtkunst over de gehele wereld trokken. Met name het Judo heeft door deze werkwijze zich tussen de twee wereldoorlogen kunnen ontwikkelen. Het was vooral in Engeland, Frankrijk, en Duitsland dat Japanse Jiu-Jitsu leraren hun sport hebben verbreid. Voor zover het gestructureerde handelingen betreft waren het in hoofdzaak leraren uit de school van Jigoro-Kano die het Jiu-Jitsu verspreiden. Het Jiu-Jitsu wordt daardoor in de Westerse wereld in een adem genoemd met Judo en het waren dan ook de Jiu-Jitsu beoefenaren die het Judo naderhand oppakten en verbreidden. Het Jiu-Jitsu is in de westerse wereld dan ook nauw verbonden met het Judo, in een bepaalde context zelfs synoniem daarmee. Zoals reeds is vermeld werd het Judo oorspronkelijk het Kano-Jiu-Jitsu genoemd en interessant in dit kader is het boek “Kano-Jiu-jitsu” geschreven door de Amerikaan Hancock en de Japanner Higashi.

Rond 1900 zwierven de beste leerlingen van Kano uit over de wereld. Het was een Engelse ingenieur, Barton Wright, die jarenlang in Japan geleefd had en daar verschillende scholen bezocht, die de Japanners Yukio-Tani en Raku-Uyenshi naar Engeland bracht om een demonstratie te geven, kort na hen arriveerden ook Tao-Miyaki en Akitaro Ohno. In mei 1906 arriveerde de later zo bekend geworden Gunji Koizumi, die in 1918 met Yukio-Tani de “Budokwai” oprichtte.

Yoshiaki Yamashita had onder zijn leerlingen de Amerikaanse president Theodore Roosevelt en wist het Kano-Jiu-Jitsu in Amerika te introduceren. In dit kader is het ook interessant de naam van Mitsuyo Maeda te noemen als grondlegger van het Jiu-Jitsu in Zuid Amerika, m.n. Brazilië.

In Duitsland was het met name de eerder genoemde professor Erwin Baelz die het Jiu-Jitsu promote. Daarna kan genoemd worden de Berlijner Erich Rahn, die aan het begin van de twintigste eeuw het Jiu-Jitsu onderwees. Een van de leraren van Rahn was de reeds eerder genoemde Higashi.

In Nederland waren het Toepoel (ook bekend als schrijver van een honden encyclopedie) en Boretius, die voor het eerst Jiu-Jitsu onderwezen.
Het niveau was discutabel, evenals de gevechtswaarde. Voor zover na te gaan bestond het uit een verzameling Oosters aandoende trucjes vermengd met wat Westerse boks- en worsteltechnieken.

Vlak voor de tweede wereldoorlog waren het Maurice van Nieuwenhuizen en Johan van Bruggen die het Jiu-Jitsu promoten. Met name Maurice van Nieuwenhuizen heeft door zijn publicaties een grote invloed gehad. In diezelfde tijd is het Nakoni systeem als leerplan opgesteld. Het woord Nakoni is geen Japans woord maar staat voor de beginletter van de namen van de vier samenstellers, Jaap Nauwelaerts, Ge Koning en Maurice en Bob van Nieuwenhuizen.
De rol van Johan van Bruggen kan hierin wel eens groter zijn geweest als altijd is gedacht. Van Bruggen leerde het Jiu-Jitsu in Indonesië van een Japanner genaamd Nakada. Van Bruggen keerde in 1938 terug uit Indonesië en stichtte in Rotterdam een sportschool, waarin hij deze stijl onderwees. Bij de bombardementen op Rotterdam ging zijn school verloren en hij begon les te geven in de school van van Nieuwenhuizen. Van Bruggen is niet meegegaan met het Nakoni Jiu-Jitsu wat het leerplan vormde van de eerste Oosterse vechtsportbond in Nederland, de Nederlandse Jiu-Jitsu Bond (NJJB). Hij ging door met zijn eigen stijl, het Shin-Nakada. Hoewel Johan van Bruggen niet meer leeft, wordt zijn stijl trouw voortgezet door een kleine groep leerlingen. De inhoud en het karakter komen veel overeen met het Nakoni-syteem.

Aan het begin van de tweede wereldoorlog liet Alfred Mazure, een vriend van Maurice van Nieuwenhuizen, een stripserie het licht zien. De held in deze serie was Dick Bos. Dick Bos bediende zich van Jiu-Jitsu technieken. Model voor Dick Bos stond Maurice van Nieuwenhuizen, de overeenkomst tussen de stripheld en de toen nog jonge Maurice van Nieuwenhuizen is duidelijk aanwezig. Deze boekjes hebben ook een grote rol gespeeld bij de popularisering van het Jiu-Jitsu in Nederland, originele versies van de boekjes zijn nu gewilde verzamelobjecten.

Het Jiu-Jitsu in Nederland

De ontwikkeling van het Nakoni Jiu-Jitsu naar het huidige Jiu-Jitsu

Het door de heren Nauwelaerts, Koning en van Nieuwehuizen ontwikkelde leerplan (volgens overlevering op een zondagmiddag in elkaar gezet) heeft decennia lang de toon gezet voor het Nederlandse Jiu-Jitsu. Het bestond uit een zestal graden welke men kon halen door het doen van examens, de hoogste te behalen graad was de zesde graad. De kern van het leerplan bestond uit een vast aantal aanvalshandelingen welke voor elke graad min of meer op dezelfde wijze terugkwamen maar waartegen elke keer weer andere verdedigingen getoond moesten worden. Naarmate de graad hoger werd, werden de verdedigingen complexer. De graden werden gesymboliseerd door een paarse kersenbloesem (Sakura) met een hart waarvan de kleur de graad aangaf. De zwarte kersenbloem was de hoogste graad. Het kersenbloesem kon als uiterlijk teken van het niveau van de beoefenaar op het pak worden genaaid.

Door de opkomst van het Judo en andere vechtsporten verloor het Nakoni Jiu-Jitsu aan betekenis. Het werd in feite alleen nog onderwezen door een aantal oudere Judo en Jiu-Jitsu leraren. Eind zeventiger jaren werd door de JBN, de huidige opvolger van de in 1938 opgerichte NJJB, besloten het Jiu-Jitsu een eigentijdse vorm te geven en het gradensysteem af te schaffen en te vervangen door een systeem wat, in overeenstemming met de moderne Budo-vormen, bestond uit banden van verschillende kleuren, verdeeld in Kyu- en Dan-graden.

Met het vervangen van het gradensysteem was men er echter nog niet. Het nieuwe systeem werd ingevoerd op 1 januari 1983. De exameneisen bestonden uit een losse, vrijblijvende beschrijving en het was dan ook niet verwonderlijk dat een examen dan vaak bestond uit een lauw aftreksel van het oorspronkelijke Nakoni systeem, vaak gecombineerd met allerlei elementen van andere vechstporten waarin een onderlinge samenhang en leidende principes geheel ontbraken.

Er bestond dan ook een grote behoefte aan het structureren van het Jiu-Jitsu. Binnen de JBN werd een projectgroep samengesteld met als taak een curriculum samen te stellen waarop het Jiu-Jitsu binnen de JBN gebaseerd zou worden. Deze werkgroep stond onder voorzitterschap van Jaap Schuitema en bestond verder uit Wim Boersma, Mario den Edel en Melle Postema.

In 1989 kwam een geheel nieuw concept tot stand. Uitgangspunt werd de basistechniek en de meervoudig toepasbaarheid hiervan,. De basistechniekenen werden verdeeld in een zestal techniekgroepen:

  • Bevrijdingen (Hodoki-Waza),
  • Weringen (Uke-Waza),
  • Slagen, stoten, trappen (Atemi-Waza),
  • Klemmen (Kansetsu-Waza),
  • Worpen (Naga-Waza),
  • Verwurgingen (Jimi-Waza).

Binnen de verschillende technieken zijn keuze’s gemaakt voor wat betreft technieken, welke elke Jiu-Jitsuka uiteindelijk moet beheersen.
Ten aanzien van de bewegingsvisie werden de verschillende bewegingsprincipes geformuleerd.

Het op deze wijze ontstane concept biedt mogelijkheden voor verschillende doelstellingen waarmee het Jiu-Jitsu beoefend kan worden:
*Jiu-Jitsu als zelfverdediging,
*Jiu-Jitsu als wedstrijdsport (twee vormen, Duo-System en Fighting-System)
*en het Jiu-Jitsu als “Do” vorm, de weg naar fysieke en mentale zelfontwikkeling.

In Nederland heeft de ontwikkeling van het Nakoni-Jiu-Jitsu naar het moderne Jiu-Jitsu geleidelijk plaatsgevonden. Het huidig systeem bevat dan ook nog verschillende elementen van dit oude systeem. Het belangrijkste element is het toetsen van de zelfverdedigingvaardigheid als onderdeel van Dan-examens door uit te gaan van aanvalssituaties. Een consequentie van de geleidelijk overgang was de status van “Nakoni” Jiu-Jitsu leraren welke zonder examen, dus zonder aanwijsbare vaardigheid in het nieuwe systeem hun lesbevoegdheid behielden. Inmiddels is ook dit probleem opgelost. Leraren die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het tot stand komen en verbreiden van het nieuwe Jiu-Jitsu leerplan waren Wim Boersma, Mario den Edel en Jaap Schuitema, de laatste behaalde als eerste de vijfde Dan in het nieuwe Jiu-Jitsu systeem, ook wel JBN Jiu-Jitsu genoemd.

Het Duitse Ju-Jutsu.

In het voormalige West Duitsland hebben zich overeenkomstige ontwikkelingen voorgedaan. Reeds in 1968 ontdekte men dat het oude Jiu-Jitsu niet meer voldeed. Men koos voor een concept waarbij de volgende uitgangspunten werden gehanteerd. De verschillende soorten vaardigheden welke kunnen worden uitgevoerd met het lichaam in de ongewapende verdediging moeten optimaal zijn:

  • Atemi waza: slagen, stoten en schoppen naar vitale lichaamsdelen.
  • Nage waza, het naar de grond brengen van de tegenstander.
  • Kansetsu Waza, het verdraaien en overstekken van gewrichten.
  • Jime Waza, het blokkeren van de zuurstof voorziening van de hersens.

Gekozen werd voor een concept waarbij de principes van de technieken uit het Karate (Atemi-Waza), het Judo (Nage-Waza, Kansetsu-Waza, Jime-Waza) en het Aikido (Nage-Waza, Kansetsu-Waza en bewegingsleer) werden toegepast. Tevens werden bruikbare technieken uit het bestaande Jiu-Jitsu geïntegreerd. Ook hier werd de kern van het leerplan gevormd door het aanleren van basisvaardigheden (basistechnieken) en de meervoudig toepasbaarheid hiervan.

In tegenstelling met Nederland was er geen geleidelijke overgang van het ene naar het andere systeem, er werd een compleet nieuwe Jiu-Jitsu stijl gecreëerd. Iedere Jiu-Jitsu beoefenaar die al een bepaalde graad had in het traditionele Jiu-jitsu en een graduatie wilde behalen in het Ju-Jutsu moest opnieuw examen doen voor een commissie welke bestond uit Karate-, Judo- en Aikidospecialisten. De pioniers Werner Heim, Franz Josef Gresch en Peter Nehls(zie foto) hebben bij de ontwikkeling en verspreiding van het Duitse Ju-Jutsu een belangrijke rol gespeeld.

Het Braziliaanse Jiu-Jitsu

Het Braziliaans Jiu-Jitsu is een bijzondere Jiu-Jitsu stijl. Het kwam tot ontwikkeling nadat Mitsuyo Maeda (volgens andere bronnen Esai Maeda) in 1914 het Jiu-Jitsu in Brazilie introduceerde. Hij onderwees dit aan Carlos Gracie, een nazaat van een Schotse immigrantenfamilie. Carlos Gracie paste het Jiu-Jitsu aan, aan de behoeftes van ongewapend gevechten zonder regels. Carlos was tevens bokser en worstelaar en nam het op tegen elk soort tegenstander. Deze traditie is door de Gacie familie voortgezet tot aan vandaag. Door deze specifieke omstandigheid werd het door Maeda gentroduceerde Jiu-Jitsu ontwikkeld tot een vechtstijl waarbij de nadruk ligt op een type gevecht waarbij weinig beperkingen gelden, dit in tegenstelling met het Judo. Het Braziliaans Jiu-Jitsu lijkt veel op het grondgevecht in het Judo, er worden echter andere voorkeursposities gebruikt welke beter aansluiten bij het verdedigen tegen de in het Judo grondgevecht verboden handelingen zoals het stoten.
In het begin van de negentiger jaren kregen het zogenaamde Free-Fight of Cache Fight wereldwijde bekendheid. Het waren gevechten waarbij nagenoeg geen beperkingen golden. Het Cache-Fight is wegens zijn harde karakter in veel landen inmiddels verboden. Deze vormen van harde All-Style-Fighting, zonder beperkingen, sloot uitstekend aan bij de visie en stijl van het Braziliaans Jiu-Jitsu. Het Braziliaanse Jiu-Jitsu heeft met name hierdoor zijn huidige bekendheid gekregen.

De organisaties

De Judo Bond Nederland

De Judo Bond Nederland is de grootste vechtsportbond in Nederland en behartigt de belangen voor het Jiu-Jitsu naast die van het Judo en het Aikido. Belangrijke activiteiten zijn:

  • Het vastleggen van de structuur van het Jiu-Jitsu,
  • Het afnemen van Dan-examens, het registreren van graduaties,
  • Het organiseren van technische stages,
  • Het organiseren van Jiu-Jitsu wedstrijden,
  • Het structureren en verzorgen van lerarenopleidingen.

De Judo Bond Nederland werd in 1939 opgericht onder de naam Nederlandsche Jiu-Jitsu Bond en heeft zich ontwikkeld tot de erkende vechtsportbond voor het Jiu-Jitsu.

De Judo Bond Nederland is op haar beurt weer aangesloten bij internationale organisaties die de belangen van de JBN sporten wereldwijd behartigen.

De Europese Jiu-Jitsu Federatie.

In 1977 werd de Europese Jiu-Jitsu Federatie opgericht op initiatief van Duitsland, Zweden en Itali. Het doel was eenheid te bereiken in de Jiu-Jitsu in Europa door exameneisen te harmoniseren. Dit bleek als doelstelling op dat moment onhaalbaar te zijn. Er werd besloten de landen dichterbij elkaar te brengen door het introduceren van een wedstrijdsysteem en het houden van onderlinge competities in een wedstrijdsysteem, waaruit zich uiteindelijk het Fighting-System en het Duo-System ontwikkelden. Dit had meteen als voordeel dat het Jiu-Jitsu, doordat het ook een wedstrijdsport werd, ook meer publicitaire aandacht zou krijgen.

De Wereld Jiu-Jitsu Federatie.

Inmiddels is de Europese Jiu-Jitsu Federatie uitgegroeid tot de Wereld Jiu-Jiu Federatie, vanaf 1998 bekend onder de aanduiding JJIF, Jiu-Jitsu International Federation. De JJIF heeft als doelstelling de Jiu-Jitsu beoefenaren van alle landen te verenigen het ontwikkelen in een sfeer van vriendschap en onderlinge verbondenheid en het ondersteunen van Jiu-Jitsu organisaties over de gehele wereld.

De JJIF is het internationale forum voor Jiu-Jitsu waar de nationale officials kunnen debatteren over Ju-Jitsu beoefening met als doel gemeenschappelijke programma’s en activiteiten te ontwikkelen. De JJIF cordineert Jiu-Jitsu activiteiten, het presenteert het Jiu-Jitsu wereldwijd het bemiddelt mogelijk controversiële kwesties.De JJIF is een volledig lid van da GAISF (General Assembly of International Sports Federations) en het IWGA (International World Games Association). De JJIF is de enigste wereldwijde beheersorganisatie van het Jiu-Jitsu.

Geef een reactie